We rijden terug vanaf berg Bental op de Golan hoogte. De weg slingert en kronkelt naar beneden het dal in. We passeren de plaats waar Moloch de kinderen van het volk verteerde. Ook komen we langs de plaats waar Jezus zei dat Hij daar zijn kerk zou bouwen. In het dorp van de Druzen stoppen we bij garagehouder Sultan. We drinken samen met hem een kop thee met gember en kaneel. Het is een heerlijke drank. Ik maak wat foto’s van trekkers en sloopauto’s. De andere reizigers Henk en Ans komen ook even kijken.
‘Ik dacht dat we alleen even gedag zouden zeggen, maar zo makkelijk kwam ik niet weg’, zeg ik tegen Henk. We zitten in de warmte van een straalkachel. Er staan twee hele oude, hele vieze leunstoelen en er staan twee eetkamerstoelen met oranje plastic vlechtwerk. Het vlechtwerk is nog maar half in tact, dus blijven we staan. Aan de muur hangen ruitenwissers en garagetoebehoren. In een hoek staat een open computerkast en een beeldscherm ligt vernederd met het scherm naar beneden gekanteld. De computer werkt niet meer, ligt de garagehouder toe… gelukkig maar.
‘Geniet ervan.’ Zeg ik. ‘Met andere reizen ga je naar mooie forten en bezienswaardigheden. Met Jaco kom je in garages en maak je foto’s van autowrakken.’ We drinken onze theedrank op, nemen afscheid en rijden verder. Tijd voor meer bezienswaardigheden hebben we niet. Terug in ons pension nemen we afscheid van Menachum. Hij moet die middag werken. Dat geeft niets. We hebben genoeg indrukken opgedaan voor een week.